Verloren jeugdvriend

Een oudere dame van 78 jaar oud heeft contact met mij opgenomen met de vraag of ik iemand kan terugvinden die al langere tijd uit het oog is verloren?

Zij woont inmiddels alleen in een huis en kijkt terug op haar leven en vraagt zich af wat er van haar oude jeugdvriend is geworden.

Ze vertelt dat ze omstreeks 1960 een Zweedse jongen heeft ontmoet in een vakantiewerkkamp voor jongvolwassenen, georganiseerd door een Amerikaans kerkgenootschap dat als doel had onder andere om Europa na de Tweede Wereldoorlog te helpen opbouwen. Nadat ze gehuwd was met een Nederlandse man heeft ze hem nog tot 197x contact met hem gehad.

De laatste brief die ze had ontvangen was vanaf St. Helena in 197x verzonden. Daarin vertelt hij dat hij met zijn boot vanuit Zweden Zuid-Amerika, Tristan da Cunha in St. Helena is terechtgekomen waar hij nog wel een tijdje zal blijven.

Wat weet ik op dat moment van deze jeugdvriend:
– Zweedse nationaliteit
– een veel voorkomende Zweedse naam
– ongeveer even oud als de dame, geboortedatum onbekend
– op een bekende scheepswerf gewerkt
– met een zeiljacht over de Atlantische oceaan gevaren
– laatste contact was meer dan 40 jaar terug
– land van verblijf onbekend
– kans dat de man inmiddels is overleden.

Ondanks de geringe hoeveelheid informatie ben ik aan de slag gegaan.

Met alleen de naam en wat andere zoektermen, voor het indammen van de hoeveelheid resultaten bij het zoeken op het internet, kwam ik niet ver. Zweden heeft namelijk tien miljoen inwoners en de naam kwam te vaak voor.

De scheepswerf waar hij had gewerkt was failliet gegaan en overgenomen. Later is deze nogmaals failliet gegaan en opgedoekt. Dat spoor liep ook dood.

Ik kreeg het idee een Facebook campagne te starten. Enkele Zweedse kennissen waren bereid een oproep met genoemde minimale gegevens in het Zweeds te vertalen. Daarna zou het bericht worden verspreid in de hoop dat iemand zich zou melden met meer informatie. Echter informatie op sociale media zetten, is niet aan de orde als er ook nog andere methoden zijn.

Daarom besloot ik om eerst zijn zeiltocht na te lopen.
Welke plaatsen de Zweed in Zuid-Amerika had aangedaan, was onbekend. Dat zou een onmogelijke opgave worden.
St Helena, het eiland waar Napoleon gevangen heeft gezeten, is ondanks de afgelegen ligging redelijk bereikbaar. Er is een haven waar oceaanwaardige zeiljachten kunnen afmeren en er is een regelmatige verbinding. Ook al toen in 197x. Het eiland heeft een regering met een bijbehorend ambtenarenapparaat. Mijn vragen zouden echter mogelijk verzanden in bureaucratisch geneuzel.

Tristan da Cunha is een verhaal apart.

Het eiland was onbewoond, op drie man na die in 1810 van een schip waren gezet, totdat Napoleon naar St. Helena werd verbannen, nadat hij in 1815 de slag bij Waterloo had verloren.
De Engelsen waren bezorgd dat de Fransen het eiland zouden gebruiken als uitvalsbasis om Napoleon te ontzetten en hadden een garnizoen op het eiland ingekwartierd. Na een aantal jaar zagen ze in dat het eiland zodanig onherbergzaam was dat ze het garnizoen hebben teruggetrokken met achterlating van vijf man. Het enige probleem was het gebrek aan vrouwen maar dat werd opgelost door de kapitein van een passerend schip. Hij had medelijden met de mannen en bracht vijf vrouwen van St Helena mee op de terugweg naar Kaapstad en zette deze af op het eiland om deze mannen gezelschap te houden. Van het een kwam het ander en de bevolking nam toe tot ongeveer 290 inwoners in 197x.

Het eiland is nog steeds heel onherbergzaam. Geteisterd door harde wind en zware golfslag is het maar drie maanden per jaar bereikbaar. Als je in Google ‘meest afgelegen eiland ter wereld’ invoert, komt de naam Tristan da Cunha als eerste te voorschijn. Er is inmiddels een kleine pier aangelegd om als havenkom te dienen, maar zodra de wind verkeerd staat, kan er geen schip meer liggen.
Twee keer per jaar komt er een expeditieschip voor de Zuidpool langs. Deze neemt dan voorraden voor het eiland mee. Staat de golfslag echter verkeerd dan vaart deze boot weer verder zonder de voorraad te lossen. Een vliegveld is er niet.
De bevolking is grotendeels zelfvoorzienend. Er worden aardappels en wat groenten verbouwd en ze leven verder van hun veestapel, eieren van de zeevogels en visvangst. Er zijn geen ambtenaren maar er is wel een eilandraad van 11 wijze mannen.

Ik besloot deze eilandraad aan te schrijven. In zo’n kleine gemeenschap is de kans dat men zich nog iets herinnert van lang terug namelijk best wel groot. Het eiland heeft inmiddels internetverbinding via de satelliet die onder alle inwoners wordt gedeeld. De bandbreedte is niet groot en er werd gewaarschuwd dat je veel geduld moest hebben als je een antwoord verwachtte.

Ik heb de eilandraad gevraagd naar de juiste geboortedatum van de oude jeugdvriend (erg belangrijk bij een zoekactie), de naam van het schip (om het in het scheepsregister te kunnen zoeken) en de aankomst en vertrekdatum van de boot (voor de tijdlijn).

Na twee maanden had ik nog geen antwoord. Ik besloot de vraag nogmaals te stellen, maar dan aan de redacteur van het locale nieuwsblaadje. Omdat er niet zo gek veel gebeurt op het eiland zou deze oproep hoogstwaarschijnlijk de nodige aandacht krijgen.

Kort daarna kreeg ik bericht dat ze wisten wie de gezochte vriend was, maar dat zijn achternaam niet klopte. Hij had een andere naam aangenomen en het bleek dat hij in een heel klein zeilbootje over de wereldzeeën voer. Hij was op het eiland aangekomen en daar voor een aantal maanden gebleven. Hij had het bootje zelf gebouwd in de kelder van het huis van zijn moeder (niet alleen Leroy Jethro Gibbs van de serie NCIS bouwt dus bootjes in zijn kelder). Voor de bouw van het bootje had hij indertijd een sponsor, die als enige tegenprestatie een levensverzekering op hem wilde afsluiten…… Omdat er geen ligplaatsen aanwezig zijn bij het eiland is zijn bootje op het strand getrokken. Gezien de maat van het bootje was dat geen enkel probleem.

Met de informatie die ik had gekregen was de man snel gevonden. Een telefoontje naar Zweden leerde dat hij ook graag in contact wilde komen met mijn opdrachtgeefster. Ik heb haar, nadat de jeugdvriend daarvoor toestemming had gegeven, ingelicht.
Als een opdrachtgever mij vraagt iemand op te sporen, is het overigens de gewoonte om altijd te vragen of de gevonden persoon wel gevonden wil worden. Het kan namelijk gebeuren dat een opdrachtgever minder goede bedoelingen heeft met de gevonden persoon, waardoor deze kort na de opsporing wel eens aan een plotselinge loodvergiftiging zou kunnen overlijden.

Deze oud-vrienden hebben inmiddels contact. En weer is een opdracht goed afgerond.